Een willekeurige maandagmiddag sta ik in mijn keuken een serie mandarijnen te pellen, als ik naar buiten kijk. Ik zie een jonge man met een enorme wintermuts op, zo eentje met een grote bol op de punt. In zijn hand heeft hij een enorme stok met een geel ding erop. Hij zit op een ieniemini klein vouwfietsje. Het fietsje wordt neergezet en de stok met het gele ding wordt uitgevouwen. Het blijkt een soort landmetergereedschap en de jonge man tuurt er mee in de richting van Nijland. Na een poosje draait hij het toestel om.
Dan volgt een tweede jonge man. Hij draagt een grote hoodie en ook een lange stok en fietst op een, zo mogelijk, nog kleiner fietsje. Hij fietst de eerste jonge man zo’n 50 meter voorbij en vouwt dan zijn apparaat uit. Ze turen zo’n 30 seconden naar elkaar. De eerste jonge man vouwt zijn toestand weer in elkaar en stapt op zijn fietsje om het ritueel na 50 meter weer te herhalen.
“Wat doen die mensen” vraagt kindlief. “Eh, tja, ik denk dat ze het land meten…” Kind lief kijkt me aan met een blik… Het klinkt in mijn eigen oren ook wel wat raar anno 2014.
Ik mijmer nog wat na en het zaadje voor een column is gekiemd.
Zo’n anderhalf uur later sta ik in de keuken gehaktballen te draaien als mijn blik weer naar de straat wordt getrokken. En ja hoor, daar komen ze weer. Vanuit het dorp in de richting van Nijland deze keer. Zelfde fietsjes, zelfde muts, zelfde ritueel.
Tientallen vragen schieten in mijn hoofd. Wat doen die pipos daar? Als ze echt land aan het meten zijn, zouden ze dan bij het meten van het land van A naar B een andere uitkomst verwachten dan van B naar A? Hoe komt het dat zulke hippe, stads-ogende jonge mannen zo’n suf-ogend klusje uitvoeren?
Waar komen ze vandaan, waar gaan ze naartoe en waar zijn ze geweest?
Als u het weet, mag u het zeggen! Nee echt, graag zelfs (hieronder in de reacties).
Tikkie Tikkie