Op facebook zag ik vandaag een oude klassenfoto voorbij komen en deze week stond in de LC een grote advertentie. En dus kan ik er niet aan ontkomen. Ik moet er over na gaan denken: er is binnenkort een Bogerman reünie. En ga ik daar heen?
Ik heb daar al eens eerder wat over geschreven. Reünies.
Mijn jaren op de middelbare school waren prachtige jaren. Ze stonden niet zo zeer in het teken van leren, cijfers en prestaties maar meer in het teken van vriendschappen, lol maken, sociale vaardigheden en verliefdheden. ‘Hoe zie ik er uit’, ‘wat vindt hij van mij’, ga ik bij dat groepje staan of bij dat groepje, ga ik roken om er bij te horen, en meer van dat soort wereldvraagstukken waren belangrijker dan waar Bonifatius was vermoord of hoe je de cashflow berekent.
En de keuze tussen gym of een bakje koffie in La Bohème was snel gemaakt. Ja, het was een mooie tijd. Voor mij in ieder geval. Ik ben me er van bewust dat dat niet voor iedereen zo is geweest. In de jungle die de middelbare school heet geldt het recht van de sterkste. Wie heeft de grootste bek, wie maakt de leukste grappen, wie ziet er het mooist uit en wie heeft de meeste vrienden.
Sta je langs de zijlijn, lacht er niemand om jouw grapjes en mag je van je ouders maar geen Nikes tja dan is die middelbare school misschien een niet zo fijne plaats. En hoe hard je het ook probeert, of misschien juist wel ómdat je het zo hard probeert: je hoort er niet bij. En dan is die schooltijd en rottijd, een klote stomme nare rottijd geweest.
Na zoveel jaren denk ik daar wel eens aan terug. Hoe dat geweest moet zijn. We waren jong, druk, wild, dramatisch. De ene dag verklaarden we elkaar onze eeuwdurende liefdes, de volgende dag was je beste vriendin een enorme trut die je noooit, maar dan ook nooit weer wilde zien. We waren onze sociale grenzen aan het verkennen, je wilde lief zijn voor iedereen, voor de hele wereld maar je wilde er ook zo graag bij horen. Want dat was het allerbelangrijkste: er bij horen. En dat ging wel eens ten koste van iemand. Ik was geen pester en nam het vaak op voor mensen. Maar ook ik wilde er graag bij horen en ook ik had een scherpe tong en sprake rake woorden. Die iemand pijn konden doen.
En daar denk ik nu nog wel eens aan terug. En zie ik bepaalde plaatjes op mijn netvlies van iemand die buiten de groep stond, letterlijk en figuurlijk. En ik zie dat beeld nu vanuit een volwassen oogpunt, met mijn ondertussen opgedane levenservaring. Als moeder zijnde. Als volwassene. En dan zou ik sommige momenten wel over willen doen. Diegene in de groep willen trekken, en heel hard willen knuffelen. En heel hard om zijn of haar grapjes willen lachen. En op de schouder willen slaan en zeggen: ‘wat ben je leuk’…..
En nu is een reünie. En ik vraag me af of ik moet gaan. Iedereen op zijn paasbest gekleed, even naar de kapper geweest. En dan je beste beentje voor. Je vertelt over je succes en over je leven. Wat je bereikt hebt. En misschien, heel misschien vertel je over wat klein leed in je leven. Dus daarom zou ik niet gaan. Maar de reden dat ik ga is omdat ik hoop dat er bepaalde mensen komen. En dan bedoel ik niet de popi’s en de geslaagden. Niet het mooiste meisje van de klas. Maar dan hoop ik dat die jongen komt, of dat meisje. Waar we soms zo sneu tegen deden. Die buiten de groep stond en
soms niet mee mocht doen. En dan ga ik vragen hoe het is, wat ze doen, ik ga ze een knuffel geven, als ze dat van mij nog willen en ik ga ‘sorry’ zeggen. Wel vijf keer. Heel hard. Sorry.
Maar iets in mij zegt me dat ze er niet zullen zijn.
Die&Die.