Bijna twee maanden wonen wij al weer in ons nieuwe huis. Ik had al in de gaten dat er redelijk wat kinderen in de wijk wonen. Met het oog op 11 november, had ik dus goed rekening gehouden met een grote aanloop.
Ik vind het elk jaar wel weer een dingetje. Ik zit altijd fout met de voorraad. Voordat wij in Ysbrechtum kwamen wonen, hadden wij een huis waar elk jaar veel kinderen langskwamen. Elk jaar moest er dus eigenlijk een zak snoep bij.
Van een dorp als Ysbrechtum had ik de illusie dat er verzameld zou worden bij het dorpshuis en dat deze (vast enorme groep) alle huizen langs zou gaan.
Niet dus. Daar zaten wij met een aantal zakken snoep die ik niet eens lekker vond.
Er kwamen drie kleine groepjes dat jaar.
Een jaar later besloot ik toch dezelfde hoeveelheid snoep aan te schaffen. Maar met eén verschil. Het werden mini chocoladerepen want die vond ik ook erg lekker. Je weet maar nooit immers.
In de buurt hoorden wij al veel gezang dus dit beloofde een drukke avond te worden. Weer niet. Twee kinderen kwamen aan de deur. Dubbel pech want nu zat ik niet alleen met een voorraad snoep maar ik bleef er ook van eten. Fout, fout, fout. Ik beloofde mezelf plechtig het volgende jaar hier rekening mee te houden.
Twee zakken werden het en weer chocola. Dit jaar kwam er niets. Of je moet mijn dochter van destijds 15 mee willen rekenen die graag een liedje zong voor een reepje. Dat herhaalde zich overigens een paar keer. Ze bleef een beetje hangen in het repertoire. Maar dat is een kanttekeningetje. Hebben we het niet meer over.
Het laatste jaar weifelde ik. Zou ik nu wel of niet snoep kopen? Zul je net zien dat er nu wel kinderen komen en hebben wij de gehate mandarijnen in huis… Ik visualiseerde mij de enorme teleurstelling in de ogen van de kinderen uit het dorp en mogelijke represailles. Ik zwichtte door mijn eigen fantasie en weer kocht ik de twee, inmiddels beroemde zakken.
Ook het laatste jaar kwam er niets.
Maar nu zijn wij dus ergens anders gaan wonen. In de weken voor 11 november deed ik al een beetje onderzoek naar de bevolking in de wijk. Ik zette hoog in. Ja hoor, de eerste twee zongen hun lied al voor half zes. Het waren twee hele kleine kinderen. Zij zong uit volle borst Sint Maarten alle jongens hebben staarten. Ze leek zich even bewust van de fout in haar lied maar herpakte zich heel snel. Haar vriendje zei alleen: “einde” toen het lied was afgelopen. Hij had zijn mond nog vol van de buit van het vorige adres. Ik had begrip voor de situatie. Meezingen was niet aan de orde nu. Beide kinderen kozen een doosje smarties en gingen weer verder.
Nou als dit de eerste was, dan staat ons nog wat te wachten.
Er kwamen nog twee kinderen in mijn afwezigheid ( ik moest de hond uitlaten). Mijn dochter vond ze zo schattig dat ze een dubbele hoeveelheid kregen. Ik dacht nog even: “Oh, als we maar genoeg hebben…” . Verderop in buurt had ik namelijk redelijk wat kinderen zien lopen.
Het waren de laatste kinderen die avond. Ik zit nu met een mand vol chocoladereepjes.
Ik ga een notitie maken voor volgend jaar. 1 zak, niet meer. Komen er wel meer, dan gaan de lichten uit en spring ik achter de bank. Ja, dan ben ik er zo eentje ja. Genoeg is genoeg. Ik eet me echt te pletter aan die dingen.
Solo.