Gistermiddag keken wij met z’n vijven naar een programma op Discovery Channel. Het ging over een man die een week moest zien te overleven op een dorre vlakte, met niks anders dan een korte broek aan en een camera op zak. We zagen hoe hij een hut bouwde met stenen, vuur maakte met een stokje, eetbare bessen vond, van plasjes grondwater dronk, vier kleine hagedisjes levend aan een stokje reeg om te roosteren en een egel en drie forse woestijnmuizen gaar stoomde in een zelfgemaakte ondergrondse oven.
Dat maakte indruk op mijn mannen.
Hierna kwam een programma wat op hetzelfde principe berustte maar nu werden koppeltjes (man en vrouw) losgelaten in de jungle, met alleen een kapmes en een rode vuurpijl op zak. Schiet maar af als het niet meer gaat, tabee!
Peter en ik besloten dat als wij ooit in zo’n situatie verzeild zouden raken, wij vast goed kunnen samenwerken. Je moet je zwakke plekken weten, sprak ik wijs, en afspreken dat de ander ze compenseert. Zo ben ik bijvoorbeeld buiten bang in het donker, doodsbenauwd voor die grote, zwarte, harige, galopperende spinnen, heb ik een slecht richtingsgevoel en ben ik niet erg sterk.
En dus moet ik een man meenemen die mij onverschrokken vasthoudt in het donker, galopperende spinnen bij me wegveegt, aan de hand van zijn interne mannenkompas ons feilloos door de jungle navigeert en met zware boomstammen sjouwt, indien nodig. Prima, sprak mijn man, maar dan maak jij de dieren die wij eten dood.
Ik vond dat een done deal.
Hij houdt daar namelijk niet van, dieren die dood zijn of doodgaan. Toen hier nog een moordlustige kater woonde – die in zijn hoogtijdagen in het holst van de nacht gemiddeld zes forse vogels per week de keuken introk, zo’n vogel meestal aan het sterven was en voor zijn leven schreeuwde op de vloer terwijl onze kat vanuit een hoekje van de keuken smalend toekeek – hoorde ik steevast naast mij in bed iemand hevig geschokt zeggen: “Wat is dát, jezus?!”
En dus toog ik de trap af, stond de vogel in zijn laatste levensminuten bij – eerder propte ik nog wel eens de ingewanden terug, in de hoop dat het zou helpen, maar daar stopte ik al gauw mee want het richtte niks uit – veegde de zinloos gestorven vogel met ingewanden en losgelaten veren op met stoffer en blik (een vogel blijkt heul veul veren te hebben) en kiepte hem in de groene container. De kat kreeg een vuile blik, ik waste mijn handen en kroop weer in bed.
Later deed mijn man de poepluiers en de kots, dus over compenseren gesproken.
In de tweeling kwam gisteren, na het zien van deze programma’s, de Oerman naar boven. Ze trokken de jassen aan en gingen een hut bouwen buiten! Overleven! Met niks! Afzien! Doorzetten! Echte mannen! BRUL!
Nog net op tijd wist ik een snoeischaar en een vlijmscherp keukenmes te onderscheppen en toen gingen ze weg. De kleinste kwam een kwartier later de trap af struikelen, vroeg waar zijn broers waren, trok één wenkbrauw op, zei grinnikend: “Dát wil ik zien”, en sprong op z’n fietsje.
Een paar uur later, ik was inmiddels weer thuis van de sportschool, kwam het hele verhaal mij ter ore. Ze hadden inderdaad een hut gebouwd, een hele mooie zo zag ik op de foto’s en filmpjes: “Hallo! En welkom bij: Overleven Met Daan En Chris! Oh, En Jari!”.
Daan had de constructie van de hut bedacht en de fundamenten aangelegd, Chris en Jari hadden hout gesprokkeld, de hut vervolgens bekleed met dunne takken en daarna een vloer gemaakt met stukjes gevonden plastic. Dat laatste terwijl Daan naar de Spar was voor lucifers – Jari had nog vijfentwintig cent op zak; zelf vuur maken met natgeregende stokjes lukte vanzelfsprekend niet maar goddank had de Spar geen lucifers meer. Verder vonden ze nog een lang stuk touw, een paar handschoenen en wat doosjes en blikjes.
Maar ja, toen moest er ook nog gegeten worden.
En dus pikte Daan met een stok in de grond en viste Chris een worm uit het gat. Hij propte hem in zijn mond, kauwde erop, spuugde hem weer uit en besloot dat hij nog vol zat van de warme croissants die ochtend. Dat primitieve gedrag ging Daan echt veel te ver terwijl Jari het wel vermakelijk vond. Peter vond achteraf die worm nog niet eens zo slecht bedacht. Qua proteïne enzo.
Ikzelf ben er allang uit, als ik ooit onverhoopt in de jungle terecht kom, wil ik naast mijn man en een kapmes nu ook onze drie jongens mee.
Dan kan mij zeker weten niks gebeuren!