Op de vlucht – Eefje

Het is oorlog. Steden en dorpen liggen in puin. Al zo’n jaar of tien ben je op de vlucht voor het geweld en de bommen. Van Friesland verhuisde je naar Drenthe. Met niks, want alles was weg en kapot. Je nam je vriendin mee en je telefoon en wat geld. In Drenthe was het een jaartje wat rustiger. Je kon terecht bij een nicht van je vriendin. Met 14 volwassenen en 8 kinderen in één huis was wel druk. Maar beter dan niks. Toen kwamen daar ook steeds meer bombardementen. De troepen rukten op. En weer ging je weg. Bang om nog een keer alles kwijt te raken. Met je vriendin, en een paar spulletjes toch maar weer op pad. Onderweg zijn jullie meerdere keren in elkaar geslagen en je vriendin verkracht. Maar je zette door en kwam via Overijssel en Duitsland aan in Gelderland. Daar was een tentenkamp. Daar kon je tijdelijk terecht. Maar voor de winter kwam moest je daar eigenlijk wel weg. Veel te koud natuurlijk.

Bij een boer in de buurt vond je onderdak. Je vriendin en jij konden er slapen in een bijgebouwtje en je kon er ook werken. Prachtig. Hier kon je wel even blijven. Beter dan niks en in ieder geval een dak boven je hoofd. Je vriendin was inmiddels zwanger en kreeg een gezonde zoon. Wat was je trots. En zoals ’t nu ging, ging ’t best goed. Maar je maakt je wel zorgen. Over de toekomst. Want hoe lang duurt het voor de oorlog ook in dit deel van het land heftiger wordt. En wat heb je je zoon en vriendin eigenlijk te bieden op de lange termijn? Blijf je altijd knecht op deze boerderij? Eigenlijk is dat toch wel beneden je niveau? Je hebt immers een VWO diploma op zak en was al bijna klaar met je opleiding tot arts. Maar ja, toen kwam die verrotte oorlog.

In Gelderland kon je ook niet blijven. Het geweld kwam heel rap dichterbij. Weer op de vlucht. Dit keer met vriendin en kind. Te voet. Met wat geld, wat dekens en verder eigenlijk niks. Via Brabant, Zuid Holland, toch weer terug door Brabant naar Limburg. En toen in een trein. Veel te vol. Want, tja, jullie zijn niet de enige die nu op de vlucht slaan. Na tien jaar oorlog ben je het zat. Je wilt toch leven. Je wilt niet dood. Je bent jong. Je hebt een gezin. Je zit, ondanks die oorlog, toch ergens diep van binnen vol energie, en wilt door. Het wordt een lange reis, maar je gaat.

Met pijn in je hart verlaat je het land waar je geboren bent. Waar je dacht arts te worden. Iets te kunnen betekenen in de samenleving. Maar het gaat echt niet. Je wilt gelukkig zijn maar de oorlog maakt alles kapot. Je broer is vermoord, je ouders gestorven van honger. Je Friese geboortedorp is volkomen verwoest. Je zoekt het geluk dan uiteindelijk, helemaal radeloos, maar ver van hier.

Na een vreselijke lange treinreis kom je aan in Frankrijk. Hier ga je weer te voet verder. Soms kun je meeliften met een vrachtwagen. Achterin de truck met soms wel meer dan 40 andere vluchtelingen. Maar het gaat sneller dan lopen. Na een week of twee ben je in Zuid Spanje. Hier komt het gevaarlijkste deel van de vlucht. Met een bootje naar de overkant. Naar Tunesië. Met je allerlaatste geld betaal je de overtocht. Als je het bootje ziet wordt je erg bang. Kan dat bootje echt die overtocht maken? Dat is toch veel te gevaarlijk? Maar ja. In Europa blijven heeft geen zin. Daar is geen toekomst voor jou. Daar zal je zeer waarschijnlijk sterven door geweld of honger. Je wilt verder dus je gaat aan boord. Godzijdank overleven jullie alle drie de barre overtocht en kom je aan in Tunesië. Je wordt opgevangen in een asielzoekerscentrum. Geen luxe maar wel fijn. Er zijn medici die je baby nakijken. Er zijn vriendelijke mensen die je helpen met de asielaanvraag en die naar je ellendige, verdrietige verhaal willen luisteren. Eindelijk ben je aangekomen in een deel van de wereld waar het vrede is. Waar geen bommen zijn en geen geweld. Waar je hopelijk mag blijven en waar je kan proberen voor jou en je gezin een toekomst op te bouwen. Je bent werkelijk doodmoe maar wat een geluk! En dat ook nog net voor de Kerstdagen. Super, je hoopt dat ’t je nu eindelijk eens voor de wind zal gaan.

 

Ik dacht, ik draai ’t eens om. Ik ben namelijk al die vreselijke opmerkingen overal in de media en zelfs hier in ons eigen fijne dorp zat. Asielzoekers zijn gelukszoekers. Ja. Natuurlijk!!!! Iedereen wil toch gelukkig zijn? Daar is toch potverdorie ook helemaal niks mis mee? Denk nou eens na voor je wat op Facebook knalt. Al die zurigheid. Al dat negatieve geleuter. Het geklaag over dat vluchtelingen ‘ons’ te veel geld kosten, dat de regering slechte beslissingen hierin neemt. Dat die Syriërs en al dat andere volk maar rechtsomkeert moeten maken, dat vluchtelingen niet welkom zijn, dat er rellen ontstaan daar waar gesproken wordt over asielzoekerscentra. Dat rechtse, soms zelfs extreem rechtse geluid, zó dicht bij. Het maakt me bang. En daarom heb ik deze column geschreven. Ik ben het er niet mee eens. Het is nu gewoon wat de wereld overkomt en gebeurt. En we moeten dat met zijn allen oplossen. Op een humane manier. Want we zijn toch allemaal mensen. En ieder leven is toch even veel waard? Ik zou ook mijn geluk elders zoeken als dat echt nodig was. Voor mezelf, voor mijn kinderen. Gewoon voor onze veiligheid en ons geluk en ons leven. Punt uit. En ik durf te wedden al die vreselijke azijnpissers ook, als zij werkelijk zo radeloos zouden zijn.

Fijne Kerst mensen. Voor iedereen.

Eefje