Ongeschreven regels

Ongeschreven regels, dat klinkt als een writers block in wording. Maar dat bedoel ik niet. Ik bedoel afspraken die je niet hoeft op te schrijven. Normen, waarden, fatsoen. Of zoals tieners roepen: DUH!
Een attentie geven als iemand jarig is. Je eigen rommel opruimen in de natuur. Een reactie sturen als iemand je schriftelijk wat vraagt. Doen wat je belooft, en ga zo maar door.

In een dorp zoals het onze, zijn er best veel ongeschreven regels. Niet eens zozeer verplichtingen, maar wel suggesties die het leven in een mienskip makkelijker maken. De container van je bejaarde buur bij de weg zetten, container niet te vroeg bij de weg, container niet te lang laten staan, je voortuintje een beetje netjes houden. Als je je in het dorp wilt mengen, dan kan je het best vrijwilliger worden in het dorpshuis. Verbind je je aan een bestuur, dan kom je je verplichtingen na. Kaats je mee, dan blijf je tot het eind, ook als je niks hebt gewonnen.
Ik noem er zo een paar, waarvan niemand z’n wenkbrauwen op gaat halen, denk ik.

Als dingen dan anders lopen, vind ik dat lastig.
Als regels niet nagekomen worden, is daar de overheid. Maar wat doe je bij de ‘overtreding’ van ongeschreven regels?
Mijn brein kan dat maar moeilijk handelen: ‘dat hoort niet’, ‘zo doen we dat anders nooit’, ‘dat was niet de afspraak’, ’tjongejonge, onbegrijpelijk, zo komt het toch niet goed’ of ‘zo ga je niet met elkaar om’. Mijn brein denkt dit allemaal tegelijk en het liefst blijft mijn brein er even lekker in hangen.

Een voorbeeld: een keer per jaar help ik één van de verenigingen met een klusje. In februari komt een van de bestuursleden altijd vragen of ik weer wil helpen en dan zeg ik altijd ja, ik vind dat leuk om te doen, vorig jaar zelfs nog een leuk boeket aan overgehouden, super! Dit jaar ben ik ook weer gevraagd. Het klusje moet geklaard worden eind maart, daar kan ik dan mooi rekening mee houden, dingen voorbereiden en opzoeken, ik maak daar graag tijd voor. Zo halverwege april begon ik ‘m te knijpen, ik hoorde maar niks en de jaarvergadering was al lang geweest. Ik had al best wat voorwerk gedaan en leuke ideetjes voor vernieuwing.
Een paar dagen later staat het bestuurslid op de stoep. De klus is al klaar, heeft een ander bestuurslid al gedaan, die kon dat ook. Ik had het ook zo druk en zo.
Ik stond even met de mond vol tanden, direct reageren zit niet zo in mijn aard. Dat je als vereniging andere keuzes maakt is prima, geen enkel probleem mee. Maar op het moment dat je er voor kiest om het anders te doen, informeer je mij daar toch over?

Mijn brein maakte overuren. Mijn omgeving reageerde niet zo heftig. Tijd om even in de spiegel te kijken. Zoals een medecolumnist aanstipt: ’tiden hawwe tiden’. Dat het ooit zo ging, betekent niet dat het nu nog zo moet gaan. De intentie van de vereniging was toch niet kwaad? De communicatie was alleen onhandig. Voel ik mij persoonlijk gepasseerd? Is het mijn specifiek gekronkelde brein?
Ik besloot niet te reageren. Gewoon laten gaan. En wat bleek? Het zakte inderdaad, ik kon ook mijn schouders ophalen, even slikken en weer doorgaan.

Dat kriebeltje dat bleef? Daar heb ik deze column van gemaakt. Hoofdstuk gesloten. Het leven is te kort om er meer drukte van te maken.

Tikkie tikkie