Aangezien het zomervakantie is en de kinderen vloeibaar van verveling zijn, kom ik tegenwoordig niet meer weg met: “Ga maar een boek lezen, hier heb je een emmer stoepkrijt”. En dus zuchtte ik vanmorgen onder het ontbijt dat we gingen zwemmen vandaag. Het bleef vrij lang stil aan tafel. Mama gaat nooit zwemmen! Nee, mama gaat nooit mee naar het zwembad in Joure waar op een nietszeggende doordeweekse maandagochtend half elf al zo’n drieduizend mensen te water zijn gelaten, laat staan in de zomervakantie. Dan heb je het dus over miljoenen.
In een naburig dorpje bevindt zich een hele leuke, kleine camping met een prachtig, klein zwembad. Geen suïcidale glijbanen, geen hysterische springplanken, geen whiplash veroorzakende waterkanonnen, niks van dat al. Een schattig blauw zwembad in een volledig met hout betimmerde ruimte waardoor je het gevoel hebt een groot uitgevallen sauna binnen te stappen. Het is er vooral ook schoon en rustig. Ik liet op internet foto’s van het zwembad zien en natuurlijk begon Chris meteen te pruilen om de afwezigheid van een glijbaan, waarop Daan naar aanleiding van mijnprimadangaanwetochnietjoh hoofd, hem een miltstoot gaf en benauwd uitriep: “Mama! Wat ontzettend leuk dat jij met ons wil gaan zwemmen zeg! Dat is lang geleden!”
Zo gezegd, zo gedaan. Jari had in het begin moeite om alle zwembadprikkels in zijn hoofd in goede banen te leiden maar nadat ik hem, midden in zijn woedeaanval (en een boze vijfjarige bovenop een drijvende mat, met zijn armpjes over elkaar geslagen waar kanariegele, gestippelde zwembandjes omheen spannen, is echt zó aandoenlijk) met mat en al omgekieperd had, was ook hij afgekoeld en kon het zwemmen beginnen.
Nogal plotsklaps kwam er in de middag een gigantische drijvende, met lucht gevulde glijbaan op het water te staan. Het ding was echt enorm en nam zowat het hele zwembad in beslag. Feest voor Daan en Chris. Ik keek Jari aan en vroeg hem of hij ook van de glijbaan wilde; als moeder met hoogtevrees moet je soms even over je eigen drempel heen stappen voor het plezier van je kind, nietwaar. Jari knikte onzeker.
Nu moet ik u eerst even inlichten over mijn badpak. Dat is belangrijk voor de rest van het verhaal. Ik heb ooit eens een badpak gekocht naar het model zoals ze in de jaren vijftig gemaakt werden. Ik heb namelijk heupen en als je je daarmee in een Normaal Hollands Badpak hijst, dan slaan de heupen naar binnen, boven en onder. In dit badpak kunnen mijn heupen ademen en aan de bovenkant heb ik de keus of ik hem strapless wil dragen of met spaghettibandjes. Hij heeft al diverse zwangerschappen, gewichtsschommelingen en chloorbaden doorstaan en dat betekent dat de stof wat ruim zit en de bandjes op zeer onverwachte momenten los kunnen schieten. Bijvoorbeeld tijdens het bommetje in het Franse zwembad, toen ongemerkt onder water het badpak meteen naar beneden zakte en ik diverse kinderen met zwembrillen geschokt en naar adem happend boven zag komen drijven.
Met dit badpak betrad ik de luchtgevulde, belachelijk steile trap die mij en Jari naar ongekende hoogte zou moeten brengen. Jari was veel te klein om zelf naar boven te klimmen en dus moest ik hem dat hele end, met mijn hand onder zijn kontje, naar boven duwen terwijl ik mijzelf met één hand via de handgrepen glibberend ophees. Mijn benen gleden alle kanten op en ik had grote moeite om rechtop te blijven staan. Op zo’n moment ontgaat het je volledig dat het iets te ruime badpak een eigen leven gaat leiden.
Eenmaal boven, ik had na vijf lange minuten op de trap al tegen de rij zuchtende kinderen achter mij geroepen dat het nog wel even kon duren, zaten Jari en ik elkaar hand in hand vrij benauwd aan te kijken. Jari had ernstige wenkbrauwtjes en ik wist dat hij nooit als eerste zou gaan. Via de trap weer naar beneden was geen optie – want te steil – en ik was lamgeslagen door de hoogte. Daan en Chris stonden aan de kant te joelen en in hun handen te klappen van plezier en toen ik piepte dat het zo hoog en steil was riepen ze geruststellend dat het echt geen snelle glijbaan was. Ik keek Jari weer aan, hij was inmiddels witter dan wit en een golf van genegenheid ging door mij heen. Dit is echt mijn kind. Waar ik nooit begreep dat Daan en Chris zich van dit soort glijbanen onverschrokken, gillend van plezier, achterstevoren en op hun kop stuiterend naar beneden lieten storten – laat staan dat ik er enige herkenning in kon vinden – des te meer begreep ik Jari. En hij mij ook.
We telden af, er zat niks anders op, en samen gleden wij met een bloedgang naar beneden. Daarbij schoot er drie liter zwembadwater rechtstreeks mijn neusgaten in en dat deed zeer. Het eerste wat Jari zei toen hij eindelijk boven water kwam en ik zijn bandjes vijf meter verderop zag drijven: “Nu niet meer van de glijbaan, oké mama.” En het eerste wat Daan en Chris riepen, nadat ik op dreigende toon vroeg waarom ze mij hadden wijsgemaakt dat de glijbaan ‘niet zo snel was’: “Ja mama, maar je was zo bang.” Zij konden natuurlijk ook niet weten dat mijn badpak door de klim omhoog als een wrongel op mijn rug was gedraaid en ik met vrijwel volledig onbedekte benen en billen naar beneden gleed, Jari als een vlieger achter mij aantrekkend.
De rest van de dag hebben wij doorgebracht in het pierenbadje. Wel zo veilig.