De wondere wereld van de Grote School – Tikkie tikkie

Eindelijk was het zover! Na acht jaar basisonderwijs, mocht mijn oudste kindlief voor het eerst naar de grote school! Ze had er zo’n zin in en was ook wel een beetje klaar met de basisschool. Met zo’n grote tas en een iPad en nieuwe vakken als Wiskunde en MGN, helemaal top.

De praktijk bleek voor haar heel pittig. Die grote school is wel heel kolossaal! Mijn hemel, van een school met 100 leerlingen naar een school met 2000 leerlingen. Het is ook niet niks. Stel je eens voor. Je hebt een nieuwe baan, waarbij je niet helemaal weet wat er van je wordt verwacht. Je krijgt 10 kilo spullen, die je iedere dag mee moet nemen, een bakje met brood en een appel, een loei-duur apparaat waar je heel goed op moet passen en je bent nog geen 1 meter 60. Van die 2000 collega’s komen er zo’n 1500 tegelijk met jou aan op het werk. Je krijgt wel een kluisje, maar je moet zelf maar even uitzoeken waar die zit en hoe dat werkt, eten en koffiedrinken mag alleen in de kantine, die maar zo’n 300 personen tegelijk kan herbergen.

Mijn kindlief kan niet zo goed tegen grote groepen. Omgaan met veranderingen en in je eentje zomaar contact maken is best lastig. Maar gelukkig is ze niet alleen. Met een oud-klasgenootje ging ze iedere dag dapper op pad. Wel steeds vroeger viel me op. Als ik daarnaar vraag, reageert ze: ‘we kunnen de klas zo moeilijk vinden en als we te laat komen moeten we naar de MELDKAMER’. ‘Goh’, reageer ik, ‘maar je hebt toch wel een plattegrondje gekregen?’ Nee dus. ‘En in de eerste week snappen ze toch wel dat je nog niet precies weet hoe het in elkaar zit?’ Nou jaaaa, dat was ook wel zo, maar als je dan echt vijf minuten te laat kwam, dan moest je ook al naar de MELDKAMER en daar wil je echt niet naartoe. Het beeld dat mijn kindlief bij die meldkamer had gekregen was toch wel ernstig. Iedere docent die ze tegen was gekomen, legde daar in de eerste lessen erg veel nadruk op, zo bleek. Als je te laat komt: meldkamer, als je je misdraagt in de les: meldkamer enz. enz.

Na een week of wat, wordt het steeds wat beter, gelukkig. Er zijn een aantal vakken waar ze heel blij van wordt en er wordt lekker veel gesport. Ze krijgt de slag van het huiswerk een beetje te pakken en ze heeft geaccepteerd dat Frans toch echt geen optioneel vak is, maar ook gewoon erbij hoort en dat je daar ook je best voor moet doen, omdat dat handig is in de zomervakantie, zeg maar.

Het vak waar ze vooraf zo nieuwsgierig naar was, was Wiskunde. Voor velen een ramp. Kindlief houdt van rekenen, dus zij vond het wel een uitdaging. De eerste les kwam meneer S naar binnen. Hij deelde een A4tje uit aan ieder kind. Hierop stonden zijn regels, een heel A4tje vol: Je hebt altijd je geodriehoek mee, je neemt altijd je boek mee. Je moet altijd je huiswerk maken, anders moet je naar de meldkamer. Als de leraar voor het bord staat, moeten kinderen daar aandachtig naar luisteren, etc. etc.
Met verbazing heb ik het briefje gelezen. Geen: Goede morgen kinderen, welkom bij Wiskunde, wat leuk dat jullie er zijn.
Met welk idee heeft zo’n man zo’n briefje gemaakt? Wat wil hij hiermee bereiken. Gebieden en dreigen? Gemiddelde puber wordt daar wat dwars van. 80% van de kinderen heeft dit volgens mij niet nodig. 10% van de kinderen, waarvoor hij dit briefje heeft gemaakt volgens mij, halen hun schouders op en gaan toch hun eigen gang en de overige 10% schrikt zich een hoedje en neemt zich plechtig voor, vooral niet op te vallen in de lessen van meneer S.

Maar goed, het gaat zoals het gaat, ze moet het er maar mee doen. Kindlief haalt steeds cijfers om en nabij de 6. Op zich prima, maar bij de tienminuten-gesprekken wilden wij als ouders wel eens kennismaken met deze meneer. Een bijzonder gesprek volgde:
De beste man uitte zijn verbazing dat wij er waren: “Goh, ik heb helemaal geen last van jullie kind. Ik merk haar helemaal niet in de les. Ze staat een 6 gemiddeld. Ze is heel serieus en zegt niet zoveel. In tegenstelling tot die en die (naam en achternaam), ja, die maakt er een potje van. En die, ja die zegt helemaal niets, daar krijg ik wat een onrustig gevoel van, zo stil is die”.
Ik was er al wel klaar mee, maar mijn echtgenoot deed nog een poging: ‘tja, we wilden eens horen, omdat rekenen altijd haar beste vak was, of er hier dan wel helemaal uitkomt wat erin zit?’ “Tja” begon meneer S. “Als ze het niet snapt, moet ze om uitleg vragen. Ik kan natuurlijk niet bij alle leerlingen controleren of ze het begrepen hebben, hahaha” … Ehm… wat moet je dan nog zeggen. Ik probeerde nog wat: “Kan ze dan misschien de toetsen mee naar huis krijgen, zodat wij met haar mee kunnen kijken en haar zo evt. helpen.” (Ik zie al voor mij hoe andere ouders van kinderen in het VO mij nu uitlachen zo achter hun beeldscherm: ‘hoe naïef!’) Nee, dat ging helaas niet, schudde meneer S meewarig zijn hoofd: ‘we kunnen niet hebben dat de toets gaat zweven. Dan moeten we iedere keer een nieuwe maken.’

Ik had meneer nog willen vragen naar zijn ideeën bij het A4tje dat hij aan het begin van het jaar had meegegeven, maar ik heb het even opgegeven. Waarom is zo’n beste man in vredesnaam docent geworden? Hij lijkt kinderen niet eens leuk te vinden.
Bij het afscheid, geeft hij ons een hand. “Nou, eens kijken of de ouders van die en die (weer voor en achternaam) wel komen. Die staat een drie gemiddeld, tjongejonge”.

Hoewel er best ook hele leuke docenten tussen zitten en dit wel het meest extreme voorbeeld is, dat er tussen zit, vraag ik me steeds af: zou dit nu niet anders kunnen? Andere grote school? Heeft geen zin, de verhalen die ik van ouders hoor, die daarnaartoe gaan, verschillen niet zoveel van die van ons.
Ik weet dat ‘het grote loslaten’ is begonnen en dat ze op eigen benen moet staan en dat ze hier groot van wordt en welke andere dooddoeners je hier maar op los kunt laten, maar toch. Dat we allemaal massaal onze kinderen hier maar in moeten storten, ik begrijp er niks van.

Tikkie tikkie