De ochtend van vertrek – Eva

De ochtend van vertrek richting vakantiebestemming verloopt in ieder gezin anders. Omdat ik niet weet hoe die bij u verloopt, durf ik niet zeggen dat het bij ons anders gaat. Maar het is wel typisch dat het hier elk jaar hetzelfde liedje is.

 

Sowieso zijn wij sinds een week in een opperstebeste voorpretstemming. Ik ben bezig leesvoer bij elkaar te harken, de cd collectie wordt weer eens grondig uitgeplozen – bij Frankrijk hoort bijvoorbeeld écht Paul Carrack, John Mayer, Van Morrison, Traveling Willburys, Solomon Burke, Paul Simon en op verzoek van de achterbank Bruce Springsteen en Mumford and Sons, iedereen hier is zó klaar met Bert en Ernies Grootste Vakantiehits – en ik zoek alvast oude kleding bij elkaar zodat we deze bij vertrek uit Frankrijk daar kunnen achterlaten. Scheelt ruimte op de terugweg.

 

Mijn man houdt zich vooral bezig met bandenspanningen, geografische indeling der kofferbak, zijn we eigenlijk wel goed verzekerd en hoeveel dagen kan ik in dezelfde onderbroek blijven lopen voordat het gaat stinken? Dat scheelt ook weer ruimte, per slot van rekening.

 

De kinderen breken hun hoofd over hoe ze genoeg geld bij elkaar kunnen sparen voor ijsjes. Ik heb namelijk uitgerekend dat als ze, zoals gewoonlijk op vakantie, elke dag een ijsje willen (à twee euro per persoon) ze ruim honderdvijftig euro moeten hebben gespaard. Ze zitten nu op negentien euro zevenendertig. Met nog een paar weken in het verschiet beginnen ze aardig in de knel te komen. Het zweet breekt ze regelmatig uit ’s nachts.

 

Ik werk extra veel voordat we weggaan. Alleen de dag voor vertrek heb ik vrij en dan moet de hond ook nog naar zijn logeeradres gebracht worden. Maar dat doen Jari en papa zodat ik mijn tweelinghulpjes tot beschikking heb. Ik pak de tassen en ruim op, één van de kinderen zuigt en dweilt en de ander lapt de ramen en verschoont de bedden. Zo gaan we alle kamers af.
Daarna nog de tuin, de een is beter in buxus snoeien en de ander kan wel aardig grasmaaien. Ik zal zelf alle planten nog eens stevig opbinden.
Omdat de kinderen altijd zeer gewillig zijn mij te helpen zal je net zien dat ze het resterende bedrag voor de ijsjes op het nippertje bij elkaar hebben verdiend.
Wat een geluk.

 

’s Avonds doet mijn man vruchteloze pogingen de veestapel in slaap te krijgen, terwijl ik allang de bui zie hangen. Laat ze maar opblijven, ze vallen vanzelf om. Tegen een uur of twaalf vallen ze inderdaad uiteindelijk in slaap en dat is het moment dat mijn man erg graag naar bed wil. Ik niet.

 

Ik wil wel naar bed, maar het lukt me toch niet om te slapen. Er is veel te veel om over na te denken. Heb ik genoeg te lezen? Zijn alle stekkers uit het stopcontact? Hebben we inderdaad de hond weggebracht? Als ik een inbreker was, hoe zou ik dan binnen proberen te komen? Wil ik eigenlijk wel op vakantie?

 

Ruim vijf minuten voordat de wekker gaat – mijn enthousiaste man wil altijd rond drie uur ’s nachts vertrekken, ik vind dat kul want acht uur is vroeg zat en dus gaan we ter compromis tegen vijven – val ik in een diepe, diepe slaap. Doornroosje mag dan moeilijk wakker te maken zijn, maar dan heb je mij nog niet meegemaakt. Vóór acht uur ’s ochtends is er geen beweging in te krijgen.
Terwijl mijn man mij om de tien minuten wakker schudt, maakt hij ondertussen drie jerrycans koffie, pakt hij alle broodjes en versnaperingen, checkt nog even zijn geografische indeling der kofferbak, doucht zich, wekt de kinderen, start de dvd in de auto, ruimt de afwasmachine uit, controleert de remlichten, propt ons nog warme dekbed in de auto en brult uiteindelijk uit pure wanhoop en frustratie in mijn oor: “EEF! IK GA NU WEG!”.

 

In de auto begin ik steeds meer tot leven te komen en na een uurtje ben ik klaarwakker. Al snel krijgt mijn man het moeilijk en neem ik het stuur over. De afspraak is ongeveer: ik rijd ons Nederland en België door, Peter doet Frankrijk. Misschien is dat nog wel het mooiste van alle voorpret. Het eerste stuk in de auto. Ontzettend blije,vrolijke en zenuwachtige kinderen die meteen in hun vakantieboekjes en tijdschriften zitten te bladeren en te kleuren en met een schuin oog naar de dvd kijken. Mijn vers gewassen en heerlijk ruikende man, die ons immer kalm en zelfverzekerd door het polderlandschap stuurt.

 

Daarna wordt het minder, zodra ik het stuur overneem zit er een gespannen boog naast mij die bij elke rem- of gasactie verschikt opkijkt uit zijn blad en direct alle spiegels checkt en iets rechter op gaat zitten. Soms het handvat boven zich vastgrijpt.
Ik merk dat uiteraard allemaal, kan dat tot op een zeker moment verdragen, dreig na een tijdje mijn echtgenoot in zijn eentje achter te laten op de vluchtstrook (“Ga dan maar liften!”) en geef het tegen de grens van Frankrijk definitief op. Hij mag weer rijden.
Het schijnt niet aan mij te liggen.