De houtkachel.

Wij wonen nu een paar jaar in ons dorp. Het eerste jaar hebben wij niet veel gedaan in ons huis. Een beetje schilderen en dat was het dan wel. Maar langzamerhand begonnen de plannen te komen. Hoewel ik mij erg duidelijk een gesprek met mijn achterbuurman kan heugen over houtkachels (buurman was anti houtkachel en barbecue en wij waren toch hopelijk niet van die mensen), zijn wij toch de trotse bezitters geworden van zo’n ding.
Driftig is het stoken begonnen door de mannen in het huis met verschillende stapeltechnieken en houtsoorten. Want dé perfecte manier was nog niet gevonden.
Als het vuurtje eenmaal aan het branden is, vindt er zeer regelmatig overleg plaats tussen de heren over luchttoevoer etc. Wij meisjes genieten alleen maar van de warmte en het vuurspel.
Blij als een kind was manlief toen hij van mij een klein bijltje kreeg. Hij pakte een blok hout en buiten, met uiterste precisie, hakte hij (wat nergens voor nodig was maar als je zo’n machtig wapen hebt dan moet je hem gebruiken) het hout doormidden. Triomfantelijk kwam hij binnen met twee stukjes hout. Bijltje was een topcadeau. Ik denk er nu over om hem te laten graveren…
Maar een houtkachel heeft hout nodig. Dat hout moet opgeslagen worden. Mijn man heeft nu al drie plekken in de tuin aangewezen als plek voor een overkapping voor het hout. Zolang hij er niet uit is, blijf ik zakken met hout sprokkelen in het tuincentrum.

Wat erg opvallend is, is dat mede houtkacheleigenaren zichzelf zien als experts. Wij krijgen adviezen waar je het hout moet halen, hoe je het moet stapelen, welke aanmaakblokjes je moet gebruiken etc. En als je het advies niet op volgt dan moet je ook niet gaan zeuren dat het vuurtje niet goed wil branden want hun manier was namelijk de enige juiste. Het lijkt er op dat mijn man de juiste techniek heeft uitgevonden (helemaal zelf!). Ik zie namelijk vrij snel al een vuurtje en een trotse man er naast staan. Hij begint nog een verhaal over dat de pijp nog even goed warm moet worden en morrelt een beetje aan een houtblok maar het vuurtje brand en wij nestelen ons op de bank.
Mensen die nu binnen zouden komen, wandelen een hele warme woonkamer binnen en zien vier mensen met rode wangen, onderuit gezakt op de bank liggen. De mannen blijven echter nog wel waakzaam. Het vuurtje moet blijven branden. Het zal nog wel een dingetje zijn uit de oertijd.

Niet alleen de mensen in ons huis zijn blij met de nieuwste aanwinst. De katten liggen er als berenvellen voor. Deze accessoire kregen wij er geheel gratis bij. Soms tilt eentje het hoofd op om vervolgens nog verder uit te strekken. Alsof hij al flink is platgewalst door het vele heen en weer geloop van de mannen naar de houtkachel en weer terug naar de bank.

Hun fanatisme begon een beetje zorgelijke vormen aan te nemen toen een zware storm woede in ons land. De boompjes voor ons huis dreigden om te vallen en voor de zekerheid werd de auto elders geparkeerd. Terwijl ik probeerde te bedenken hoe de bomen gered konden worden, zag mijn man mogelijkheden. Want als het boompje zou sneuvelen, dan was er meer hout. Maar gelukkig bleek dit een houtkacheleigenaren-grapje te zijn. Want, natúúrlijk, was het hout van het boompje niet geschikt. Maar ik zag in zijn ogen het vuur van verlangen om met zijn geliefde bijltje eens goed primitief te gaan houthakken.
De bomen hebben de storm weten te overleven. Misschien moet ik de heren eens droppen in een bos waar je zelf het hout kan hakken. Ik denk dat niets ze even gelukkiger zal maken.
Solo.