Nog maar een half jaar geleden omschreef ik je als een ‘beetje raar’. Inmiddels is dat wel een understatement. Helaas. Een beetje raar is veranderd in behoorlijk bizar.
Je loopt door de kamer met een schaar in je hand. Niemand weet waarom en we durven ’t je bijna niet te vragen waarom. Want dan wordt je boos. En je kan niet meer uitleggen waarom je dat doet. Want die kloterige Alzheimer heeft jou je woorden afgepakt. Je kunt niet meer lezen. Niet meer schrijven. En eigenlijk ’t allerergste, je kunt nauwelijks meer praten.
Losse woorden lukken wel. Maar ze slaan vaak nergens op. Een klein zinnetje lukt eigenlijk al niet meer. Laat staan een echte goede, kloppende zin. Wat ook nog ergens op slaat.
Op zich nog wel wat te omzeilen als wij jou vragen stellen. Dan doen we dat op zo’n manier dat je alleen maar ja of nee hoeft te zeggen. Maar als jij wat wilt vragen of zeggen dan komen we er slecht uit. We begrijpen je niet meer. Dus we gokken vaak maar wat. Soms goed maar soms ook niet. Dat vind je vreselijk. Je wilt zo graag iets zeggen maar ’t lukt je gewoon niet meer. En dan merken we wel dat jij nog steeds wel door hebt wat er gebeurt. Hoe frustrerend moet dat niet zijn.
Maar er is meer bizars. Je doet nu wel hele rare dingen. Je verstopt van alles. Of je maakt dingen stuk, je verscheurd belangrijke post. Je wordt zomaar boos op mensen en scheld ze uit. Je wilt je jas niet uit doen op visite. Je wilt niet gaan slapen maar staat soms nachtenlang aan het voeteneind van het bed. Met mes en vork eten is te moeilijk geworden. Je kunt je haar niet meer wassen, geen thee meer zetten en je jas aantrekken lukt ook vaak niet meer. Je haar kammen is moeilijk en tafel dekken ook. Televisie kijken lukt niet meer, alles gaat te snel of je snapt het niet. Tuinieren was je lust en je leven, nu is ook dat stom en vervelend. Je weigert naar de dagopvang te gaan en wilt gewoon thuisblijven. Daar loop je doelloos rondjes in de kamer en komt eigenlijk tot niets. Je bent eigenlijk nooit meer blij. Wel vaak boos en verdrietig. Meestal boos en verdrietig eigenlijk.
Zo langzamerhand is ’t eigenlijk te ingewikkeld om met jou samen te zijn. Ik ben na een paar uurtjes samen met jou kapot. Gewoonweg doodmoe van het proberen te communiceren met jou. De goede lieve vrede steeds maar proberen te bewaren. Mijn best te doen jou te begrijpen en steeds weer die frustratie bij jou te zien. Maar ik ga pas echt kapot als ik er aan denk dat pap dat steeds weer moet met jou. Dag in, dag uit. En dan al die vermoeiende, gebroken nachten met jou. Nog even. Dan kan ’t echt niet meer. Dan moet je weg. Uit huis. Heel verdrietig. Maar zo langzamerhand maak ik me bijna meer zorgen om mijn dappere, sterke, lieve vader dan om jou.
Wordt vast en zeker vervolgd.
Eefje