Als we binnenkomen ben je blij. Je lacht en roept dat we er al zijn. Je wilt direct wat tegen de meisjes vertellen. Maar verder dan dat je wat voor ze hebt kom je niet. En als we ook jou feliciteren kijk je een beetje raar. Alsof je niet begrijpt waarmee. Dan laat je binnen in de kamer de oranje WK voetbal hamsters van Albert Heijn zien. En wat vind je het mooi dat de meiden ze wel willen hebben.
We gaan buiten zitten. Maar je begrijpt niet zo goed waarom we de stoelen verplaatsen en ze in de zon zetten in plaats van in de schaduw. Maar twee tellen later vind je het juist een heel goed idee.
Er komt meer visite binnen en ik help even met koffie maken. Het Senseo apparaat vind je te ingewikkeld. En daar wordt je wel verdrietig van. En boos. Je hebt ook geen zin meer om koffie naar het terras te helpen brengen. Maar als even later tante mij komt helpen is dat ook niet goed. Dan ineens kan je weer wel een dienblad vol kopjes en suiker en koffie naar buiten brengen.
Dan komt de jongste telg van de familie. Al je aandacht gaat nu naar hem. Je gilt en joelt een beetje raar en klapt in je handen. Maar hij loopt jou straal voorbij en geeft opa een kusje. Jij krijgt geen kus en ik zie aan je gezicht dat je dat helemaal niet leuk vindt.
We eten taart. Je wilt geen abrikoos of appel-kruimel. En ook niet van die stroopwafelvlaai. Je weet niet wat je wilt. Het zijn ook van die moeilijke woorden. Dan wijs je toch de stroopwafelvlaai aan. Maar dat is iets anders, volgens jou is ’t iets met chocola. Je eet het gebakje, je smeert op je schoot en op je vest. En de laatste hapjes willen niet op je vork. Die werk je gewoon naar binnen met je vingers.
Een van de meisjes maakt elastieken armbandjes voor iedereen die het maar wil. Jij doet dan een beetje raar en zogenaamd verdrietig dat jij geen armbandje hebt. Maar ze maken er een voor je en je mag zelf de kleurtjes kiezen. Maar kiezen is bijna te moeilijk. Want je weet niet meer wat je mooi vindt. Je kiest na heel lang twijfelen wat uit en binnen ‘no time’ is het bandje klaar. We moeten je wel helpen, want alleen snap je niet hoe dat moet; een armbandje om doen.
Ineens is het je te warm. Die rottige zon ook. Niks aan. Je wilt je vest uit. Maar de knoopjes willen niet open en over je hoofd lukt ook niet. Je krijgt hulp maar wordt dan een beetje boos. Gelukkig lossen we het weer met een grapje op. Al kijk jij wel een beetje raar.
We halen wat fris drinken en biertjes in de keuken voor iedereen. Je loopt heen en weer met glazen. Weet na drie stappen uit de keuken al niet meer wat je bij je hebt en voor wie. Je dacht dat je het goed deed. Maar je wordt verbeterd, gecorrigeerd. Ook een keertje onterecht blijkt, en nu ben je helemaal in de war. Je wordt boos en loopt weg. Je gaat ergens anders zitten. Je wilt er niet meer bij. Wij zijn allemaal stom.
Gelukkig weet het kleine mannetje je weer vrolijk te krijgen. Je gaat met hem spelen. Je pakt zijn stok af. Het kleintje wil de stok terug. Maar jij geeft het niet af. Je doet raar met de stok. Rent door het gras en gilt als een dronken indiaan. Stiekem lach ik je een beetje uit. Maar goed dat je dat niet ziet. En terwijl ik dat doe voel ik me schuldig dat ik dat doe. Jou uitlachen. Je probeert het kleintje te chanteren. Voor een kusje mag hij de stok terug. Hij trapt er niet in en gaat nu bijna huilen. Hij vind het niet eerlijk en ook wel raar dat hij die stok niet gewoon krijgt van jou. Gelukkig is er ineens weer andere afleiding. Iets met bloemetjes. En ik moet voor de zevende keer deze middag met jou naar dezelfde roze papavers kijken. Je weet niet meer hoe al die bloemen heten maar je vindt de kleur zo mooi. En dat, terwijl je eigenlijk nooit van roze hield. Dat is toch wel raar.
Ik schreef het al eerder. Mijn moeder is mijn moeder niet meer. Elke keer is het weer anders met ‘r, en raar. Een ander, beter woord is er ook niet echt. Het is en blijft raar. Zoals ze veranderd. Door die stomme Alzheimer. Zelfs ons jongste neefje van 3 zegt ‘t, oma doet wel een beetje raar….
Eefje